De jaarlijkse werkbezoeken die koning Willem-Alexander en koningin Máxima sinds de troonwisseling brengen aan steeds weer een andere Duitse deelstaat zijn ‘zeer effectief’ en ‘heel succesvol’. Dat stelde minister Liliane Ploumen van Buitenlandse Handel woensdag in München. Daar vergezelde Ploumen het koningspaar bij het zevende werkbezoek uit de in 2013 begonnen reeks.
Het succes is wellicht niet in geld of contracten uit te drukken, maar de enorme aandacht die de koninklijke visites in Duitsland krijgen, heeft zijn uitstraling op de gelijktijdige missies. “Anders zouden nu ook geen 103 bedrijven zijn meegegaan”, aldus Ploumen. Zelf moet ze de tweede dag van het bezoek overslaan vanwege verplichtingen bij de Wereldbank in Washington.
Bij de reizen is de aandacht eerst gericht op de Duitse deelstaten waarmee de handelsrelaties nog een stevige impuls kunnen gebruiken: Hessen, Baden-Württemberg en nu Beieren. “Maar 10 procent van onze handel met Duitsland is met Beieren, terwijl dat toch de grootste deelstaat is en de grootste aanjager van de Duitse economie”, zo onderstreepte de minister het belang van het bezoek aan de ‘Freistaat’.
Totaalpakket
De economische betrekkingen met de ‘buurlanden’ Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen zijn meer vanzelfsprekend, en hebben de extra dimensie van intensief grensoverschrijdende samenwerking. “Maar ook vriendschappen moet je onderhouden. Het lijkt wel vanzelfsprekend, maar dat is het niet. Daarom was het belangrijk dat het koningspaar ook daarnaartoe is gegaan”, zei Ploumen.
Meer resultaat kan nog worden behaald uit een goede follow-up van de opgedane contacten, terwijl Nederlandse bedrijven ook voordeel kunnen halen uit een gezamenlijke presentatie. Een totaalpakket aldus Ploumen, die ook constateerde dat Nederlandse en Duitse bedrijven niet alleen op elkaars markt de handen ineenslaan, maar zich ook gezamenlijk richten op derde landen.
Samenwerken met Duitsers was ook geen probleem vond Ploumen. “De verschillen worden schromelijk overdreven. Ik denk dat de verschillen tussen Limburgers en Friezen groter zijn dan tussen Limburgers en Zuid-Duitsers. We lijken veel op elkaar”, meent Ploumen.