De Oranjes stellen, in navolging van andere Europese koningshuizen, hun (werk)paleis tijdelijk open voor het publiek. Deze zomer is het zover. Voorlopig op vier zaterdagen. Als het goed verloopt dan wordt het de komende jaren herhaald. Ook het Koninklijk Staldepartement is te bezichtigen, maar niet op hetzelfde moment.
In de Haagse gemeenteraad en de Tweede Kamer was het jarenlang bijna een vast ritueel: de verzoeken aan paleis en minister-president om openstelling van ‘de beste toeristische attractie die Den Haag niet heeft’. Steeds weer was het antwoord negatief terwijl in landen als Luxemburg en Noorwegen, waar de koninklijke werkpaleizen ook relatief klein zijn, de deuren ’s zomers wel open gingen.
Premier Balkenende verwees dertien jaar geleden naar het Koninklijk Paleis in Amsterdam. Dat was open, en de wereldberoemde Oranjezaal van woonpaleis Huis ten Bosch was op dat moment virtueel te bezichtigen. Zijn opvolger premier Rutte schermde met veiligheid en privacy, en het argument dat het werk op Noordeinde ook ’s zomers doorging.
Groter en beter toegankelijk
Vergelijkingen met het Koninklijk Paleis in Brussel en Stockholm of Buckingham Palace in Londen gingen niet op. Die waren groter, beter toegankelijk en hadden meer representatieve ruimten. Maar koning Willem-Alexander is niet doof gebleken voor de talrijke verzoeken en liet al meteen na zijn aantreden onderzoek doen naar de mogelijkheden.
Hoe moest het met de beveiliging of de eeuwenoude, kostbare tapijten bijvoorbeeld, en de logistiek van de bezoekersstroom. De antwoorden zijn nu gevonden, mede dankzij de lessen die getrokken konden worden uit de openstelling van de Oranjezaal in Huis ten Bosch. Vanaf 23 juli gaat Noordeinde vier zaterdagen open.