Op de tweede dag van hun bezoek aan Curaçao staat het slavernijverleden voor prinses Amalia, koning Willem-Alexander en koningin Máxima centraal. Het koninklijk gezelschap brengt onder meer een bezoek aan Landhuis Knip – een voormalige plantage waar in 1795 de grote slavenopstand begon – en aan plantagegebied Hòfi Mango. Ook spreken ze met nazaten van tot slaaf gemaakte mensen.
De dag begint bij Landhuis Knip, waar een voorstelling over de opstand van Tula wordt voorgedragen. De tot slaaf gemaakte man leidde de grote slavenopstand op 17 augustus 1795. In het Tula Museo krijgen de prinses en het koningspaar over hem te horen. Daarna spreken zij met nabestaanden van tot slaaf gemaakte mensen.
Na het gesprek gaan de Oranjes richting Hófi Mango. Hòfi, een landgoed van Jandino Asporaat en zijn broer Kenneth, ging in september open voor publiek en herbergt onder meer een bos mangobomen, een historische suikermolen en een gerestaureerde distilleerderij. De broers kochten het land om jongeren tot hoveniers op te leiden, iets wat volgens hen hard nodig is.
Tot slot gaan Amalia en het koningspaar naar Sea Turtle Conservation Curaçao, een organisatie die zich inzet voor de bescherming van zeeschildpadden in het land. Het bezoek aan Curaçao wordt afgesloten op het Jump-In Tumba Festival, één van de grootste muzikale evenementen op Curaçao. Na hun bezoek aan Curaçao vertrekken Amalia, de koning en de koningin naar Sint Maarten.