Koningin Máxima lijkt bij haar werkbezoeken voor de VN een voorkeur te hebben voor steden met een chronisch verkeersinfarct. Jakarta, waar ze dinsdag aankwam voor een driedaags bezoek, is daar een goed voorbeeld van. Maar ook Dhaka, Manila, Peking en Lima, waar de koningin eerder op reis was, horen thuis in dat rijtje steden.
Het zijn de hoofdsteden van landen die zich nog aan het ontwikkelen zijn en waar verkeersmaatregelen en infrastructuur geen gelijke tred hebben gehouden met de aanwas aan auto’s, of waar de regering er geen prioriteit aan heeft gegeven of het weer vaak spelbreker is. Het zijn steden in landen met een deels nog arme bevolking, die bijvoorbeeld is uitgesloten van toegang tot financiële diensten. In Indonesië, dat de laatste jaren enorme vooruitgang heeft gemaakt, is dat nog altijd 64 procent van de bevolking.
Máxima gaat daarom naar landen als Indonesië, de Filipijnen, Bangladesh en Peru omdat daar de grootste vooruitgang is te boeken. Deze landen behoren tot een groep van 25 waarop ze zich met name concentreert. In die landen namelijk woont 73 procent van de twee miljard wereldburgers die geen toegang hebben tot financiële diensten. China en India nemen samen al een derde voor hun rekening, en Indonesië zit er vlak achter.
Dat zoveel mensen geen toegang hebben, en geen leningen kunnen afsluiten, sparen of zich verzekeren, is een rem op de economische groei. De verkeersinfarcten zijn dat ook. Gesprekspartners van de koningin in Bangladesh waren stomverbaasd dat Máxima meerdere afspraken op één dag kon afwerken, dankzij het feit dat voor haar de weg wordt vrijgemaakt. Zelf konden die mensen dat door het verstikkende verkeer niet. Ook op dat gebied, zo ervoer Máxima, is in de landen die ze bezoekt nog veel vooruitgang te boeken.