Er was veel te vertellen en de tijd was beperkt. ‘Ik vrees dat het altijd te kort is’, zei koning Willem-Alexander donderdag tijdens zijn bezoek aan het verzorgingshuis Beth Juliana in Herzliya. Daar wonen zo’n 150 ouderen, de meesten met een Nederlandse achtergrond. De koning had met een aantal van hen, van tevoren uitgezocht en voorbereid, korte gesprekken. Veel te korte gesprekken, zo bleek al gauw.
Annie Hollander bijvoorbeeld, die als eerste haar verhaal mocht vertellen, begon met het tonen van haar tatoeage uit het concentratiekamp: 75867. Ze overleefde en startte opnieuw in Israël, dat ze hielp opbouwen. Zoals veel van haar medebewoners van wie de persoonlijke geschiedenis ook vele lagen telt, van de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog naar de ontwikkeling van Israël. ‘Ik wil uw verhaal horen’, zei de koning, en toen Annie Hollander eenmaal van wal stak, was er geen stoppen aan. Maar er wachtten nog vijf groepjes, waar ook iemand haar verhaal kwijt wilde aan de kleinzoon van de naamgeefster van Beth Juliana.
De koning onttrok zich met enige moeite uit het ene gesprek om aan een volgend tafeltje een nieuwe aan te knopen. Hij luisterde vooral. ‘Als je het van een overlevende hoort dan blijft het oneindig veel beter hangen’, zo zei hij, mede op basis van soortgelijke gesprekken die zijn dochters op school hadden gehad. Maar het gold ook voor hemzelf. Dat zijn eerste bezoek aan het voormalige vernietigingskamp Auschwitz met een overlevende was geweest die toen voor het eerst terugkeerde, was een herinnering die hem altijd bijbleef, zei hij tegen gesprekspartner Maya Hetz.
De klok tikte tijdens het gespreksrondje onverbiddelijk door. Willem-Alexander moest terug naar Jeruzalem, voor het bijwonen van het Wereld Holocaust Forum in Yad Vashem. Dat was immers de aanleiding voor dit bezoek aan Israël. De ontmoeting met de overlevenden was echter belangrijk. ‘Hun verhaal moet verteld blijven worden’, aldus de koning bij vertrek uit Herzliya.