Om Prinsjesdag dinsdag gladjes te laten verlopen wordt drie dagen lang volop geoefend en getraind. Zondag vindt de generale repetitie plaats van de koninklijke stoet van Paleis Noordeinde naar de Ridderzaal, onder toeziend oog van Bert Wassenaar, stalmeester van de koning. Voor het eerst in meer dan honderd jaar wordt de Glazen Koets gebruikt, want de Gouden Koets wordt gerestaureerd.
Maar eerst is het de beurt aan de Koninklijke Marechaussee. Zaterdagmiddag oefent de Marechaussee op het Lange Voorhout in Den Haag de bereden ere-escorte met een vlaggenproef, een muziekproef en een vuurbakproef. Tussendoor krijgt het publiek een demonstratie tentpegging voorgeschoteld, waarbij ruiters te paard met sabel en lans een voorwerp moeten zien te raken.
Maandagochtend kunnen de paarden op het strand van Scheveningen aan lawaai wennen: rookbommen, kanonschoten en gillende kinderen. Voor het maken van zo veel mogelijk herrie worden traditioneel Haagse schoolklassen uitgenodigd.
Op Prinsjesdag zelf is er na de balkonscène op Paleis Noordeinde nog een extraatje. Aan de achterkant van het paleis zal koning Willem-Alexander door (oud-)ruiters te paard worden toegezongen. Omdat het de vijftigste escorte na de Tweede Wereldoorlog is, zingen ze voor hem het aloude Huzarenlied. Na de oorlog verzorgde de Rijkspolitie de escorte. In 1966, bij het huwelijk van prinses Beatrix en prins Claus, werd de cavalerie-escorte met paarden in ere hersteld.