Als het aan prins Constantijn ligt, wordt Nederland de nummer één als het gaat om het land waar beginnende bedrijven zich het beste kunnen vestigen in de hoop op een mooie toekomst. Dat zegt de prins, die zich namens StartupDelta inzet voor start-ups, in een interview met zakenblad Quote.
“We doen het aardig in Nederland, maar we zitten niet op het niveau van bijvoorbeeld Israël of het Verenigd Koninkrijk. Afgelopen jaar was er alleen al in Oxford – vergelijkbaar met Leiden – 550 miljoen euro aan venture capital beschikbaar”, zegt hij over het geld dat wordt gebruikt om ondernemingen die hoge risico’s lopen, zoals start-ups, te financieren. “Dat is 10 procent van heel Nederland.”
Volgens Constantijn is er een reden dat er in Nederland minder geld naar jonge bedrijven gaat. De zogenoemde venture-capitalsector is nog relatief jong. “Fondsen in Nederland zijn klein en institutionele investeerders als pensioenfondsen steken amper geld in venture capital. Kleine fondsen kunnen minder risico nemen, omdat ze hun kansen niet kunnen spreiden over bedrijven in verschillende groeifasen”, zegt hij. “Daardoor gaat er minder richting bedrijven in de vroege groeifase, waar het risico voor investeerders groter is. Dat werkt door in de waarderingen van bedrijven.”
Mogelijk heeft de prins een oplossing voor dit probleem. “Met een ondernemers-voor-ondernemers-regeling kunnen we het fiscaal aantrekkelijker maken om te investeren in jonge bedrijven. Als het dan niet rendeert, kun je het afschrijven”, aldus Constantijn. “Zo hebben ze het in Engeland gedaan. Op die manier kun je de onderkant van de markt kapitaliseren.”