Prins Carlos praat met zijn neef koning Willem-Alexander niet over politiek. Gesprekken gaan over de familie of over duurzaamheid, maar bijvoorbeeld niet over de dynastieke aanspraken van Carlos op de troon van Spanje. Dat vertelt prins Carlos in een uitgebreid interview aan El Confidencial. Dat vroeg hem als ’troonpretendent van de carlisten’ onder meer naar zijn mening over het corruptieschandaal waarin koning-emeritus Juan Carlos is verwikkeld en naar zijn relatie met koning Felipe.
“Ik ben geen rechter, daarom kan ik er weinig over zeggen”, aldus Carlos over Juan Carlos. “Deze vraag is in handen van de Spaanse justitie, die ik als Spanjaard absoluut respecteer. Wat ik kan en moet zeggen is dat elk type openbaar ambt met politieke of institutionele verantwoordelijkheid onberispelijk moet zijn in al zijn gedragingen. Als ze die waarde verliezen, verdwijnt hun functionaliteit”,
“Ik ken Felipe al jaren, evenals Letizia. We zijn samengekomen bij familie-evenementen, maar ook bij enkele van zijn bezoeken aan Nederland. Maar de waarheid is dat ik geen nauwe band met hen heb. Wat betreft Felipes optreden met de vermeende schandalen van zijn vader, geloof ik oprecht dat hij zeer moeilijke momenten doormaakt”, zei de prins. “Wat zou ik hebben gedaan? Hetzelfde wat ik tot nu toe doe, ten dienste staan van Spanje en de Spanjaarden. Voortdurend werken in alle mogelijke fora, zodat de Spaanse samenleving haar ontwikkeling kan voortzetten zonder te vergeten dat het belangrijkste de waardigheid van de persoon en vrijheden zijn.”
Voorzichtig
Als altijd legde de oudste zoon van prinses Irene en hoofd van het vorstenhuis Bourbon-Parma zijn woorden op een weegschaal. Volgens de in de negentiende eeuw door een conflict over de juiste wijze van toonopvolging ontstane carlistische beweging, is de prins als Carlos Javier I eigenlijk de enige rechthebbende op door Felipe bezette troon.
Die historische erfenis wijst de in Den Haag wonende Carlos niet af, maar hij klimt ook niet op de barricaden om de kroon te veroveren en beperkt zich in zijn uitlatingen tot ongevaarlijke algemeenheden. “Waar ik heel duidelijk over ben, is dat ik ten dienste sta van de Spanjaarden. Ik ben mezelf verschuldigd aan Spanje, aan de Spanjes, zoals de carlisten graag zeggen … en natuurlijk aan de plichten die mij zijn opgelegd om het hoofd van de Carlistische dynastie te zijn, zonder die plichten of mijn rechten op te geven, zoals al mijn voorouders ook altijd hebben gedaan.”