Prins Albert van Monaco heeft dinsdagavond samen met vrouw prinses Charlène en kinderen prins Jacques en prinses Gabriella de traditionele bootverbranding bijgewoond ter ere van de patroonheilige van Monaco, Sainte Devoté. De verering van de heilige Devota behoort tot een van de oudste tradities van het ministaatje en de verbranding van de boot mengt traditie, religie en folklore.
Volgens de overlevering werd de jonge Corsicaanse maagd Devota vanwege haar christelijke geloof ter dood veroordeeld door een Romeinse prefect. Het stoffelijk overschot van de martelares werd door medestanders op een boot gelegd voor de begrafenis in Noord-Afrika, maar kwam op 27 januari 303 (of 304) door een storm terecht in Monaco. Daar werd ze begraven. De aan haar gewijde kerk heeft een vaste plaats in het leven van de Monegasken en in de zeventiende eeuw werd ze patroonheilige van het vorstendom.
De verbranding van een boot slaat terug op een mislukte poging in 1070 van een Florentijnse kapitein om de stoffelijke resten van Devota te ontvreemden. Bij zijn vluchtpoging kwam zijn boot in slecht weer terecht en werd teruggeworpen op Monaco. De toenmalige heerser Urgo Grimaldi liet oren en neus van de kapitein afsnijden en de boot op het strand verbranden.
Gezien de historie van het feest van Sainte Devoté kon dan ook geen sprake zijn van het aflasten van de plechtigheid vanwege de coronamaatregelen en de avondklok, maar de activiteiten waaronder een plechtige mis dinsdagochtend in de kathedraal waren wel beperkt. De verbranding van de boot – een sloep met een zeil, omzoomd door brandend naaldhout – vond aan het begin van de avond plaats nabij de kerk. Het prinselijk gezin was voorzien van mondkapjes.