Koningin Elizabeth heeft dit jaar geen rustige zomervakantie. Allereerst staat haar lievelingszoon prins Andrew volop in de schijnwerpers vanwege zijn jarenlange associatie met de Amerikaanse miljardair Jeffrey Epstein. Die pleegde kort geleden zelfmoord nadat hij was opgesloten op beschuldiging van misbruik van tientallen minderjarige meisjes.
Verscheidene vrouwen hebben verklaard of herhaald dat de hertog van York ook bij seksfeestjes was betrokken en zich aan hen heeft vergrepen – toen ze nog minderjarig waren. Andrew ontkent de aantijgingen al enkele jaren. “Zijne Koninklijke Hoogheid betreurt de uitbuiting van enig menselijk wezen en de suggestie dat hij dergelijk gedrag zou goedkeuren, eraan zou deelnemen of zou aanmoedigen, is weerzinwekkend”, zo liet Buckingham Palace weten.
Maar met de ontkenningen van Andrew is de zaak niet gesloten. Integendeel. Dat Andrew en Epstein jaren bevriend waren en dat de prins graag op feestjes kwam, is een gegeven. Er is ook genoeg bewijsmateriaal. Dinsdag riepen Britse kranten de prins op om schoon schip te maken en alles op tafel te gooien over wat hij weet van Epstein en diens praktijken.
Medewerking
Volgens de Daily Express zou Andrew zelfs bereid zijn om met rechercheurs te praten en mee willen werken aan het onderzoek naar Epstein. Buckingham Palace gaf daar dinsdag echter geen commentaar op en in de Verenigde Staten is de prins ook nooit van onbehoorlijk gedrag beschuldigd, of het onderwerp geweest van gerechtelijk onderzoek. Maar noch Andrew noch de Queen kan er gerust op zijn dat dit niet alsnog gebeurt.
En alsof de zorgen over Andrew nog niet genoeg zijn moet de Britse vorstin zich ook druk maken over de politiek. De nieuwe premier Boris Johnson wil het land op 31 oktober uit de Europese Unie halen, ongeacht de gevolgen. Veel parlementariërs willen hem stoppen, en in Londen circuleren al weken tal van scenario’s om de premier en zijn plannen te doen struikelen. In veel van die plannen is ook een rol weggelegd voor koningin Elizabeth, maar een aantal van die rollen is een bedreiging voor de onpartijdigheid van het staatshoofd.