De een kwart eeuw geleden overleden Belgische koning Boudewijn is voor een aantal van zijn collega’s een voorbeeld van hoe een staatshoofd níet mag en kan handelen. “Ik ben de koning van Spanje, niet de koning van België”, stelde de Spaanse koning Juan Carlos eens onder verwijzing naar Boudewijn en ook Willem-Alexander maakte voor zijn inhuldiging als koning duidelijk het voorbeeld nimmer te zullen volgen.
Koning Boudewijn weigerde namelijk in 1990 zijn handtekening te zetten onder de door het Belgische parlement bekrachtigde wet die onder bepaalde voorwaarden abortus mogelijk maakte. De kinderloze en streng katholieke koning kon dat niet met zijn geweten in overeenstemming brengen, en zelfs al had de paus hem geadviseerd zijn grondwettelijke plicht uit te voeren, dan had hij het niet gedaan aldus naaste medewerkers uit die tijd.
Boudewijn maakte duidelijk te zullen aftreden als hij verplicht zou worden zijn handtekening te zetten. Toenmalig premier Wilfried Martens zat daar niet op te wachten, maar kon tegelijkertijd ook niet accepteren dat de wet niet werd bekrachtigd.
Grondwet
Er is toen sluw gebruik gemaakt van een regeling in de grondwet die bepaalde wat er moest gebeuren als de koning fysiek niet in staat was om te regeren. Die regel kreeg een ruime interpretatie. De koning verkeerde volgens Martens vervolgens 36 uur in de ‘feitelijke onmogelijkheid om te regeren’. Dat gaf de regering als tijdelijke bekleder van de koninklijke macht de mogelijkheid zelf de abortuswet te tekenen.
Willem-Alexander liet voor zijn troonsbestijging weten altijd te zullen tekenen. Ook bijvoorbeeld de wet die de monarchie zou afschaffen. Dat was zijn grondwettelijke taak en ‘shoppen’ bij wetten die hem al of niet aanstonden, hoorde daar nadrukkelijk niet bij. Om die reden tekende Juan Carlos ook de Spaanse abortuswet, ondanks protesten van conservatieve katholieken die vonden dat hij het voorbeeld van Boudewijn had moeten volgen.
Boudewijns opvolger koning Albert tekende de euthanasiewet en de wet op het homohuwelijk, en Filip bekrachtigde de wet op euthanasie voor minderjarigen. Alleen hun neef groothertog Henri van Luxemburg handelde in dezelfde geest als zijn oom toen hij de regering verzocht een oplossing te vinden voor zijn bezwaar om een euthanasiewet te tekenen. Sindsdien is de grondwet gewijzigd en is Henri zijn vetorecht kwijt.