Er gloort aan het begin van het nieuwe jaar hoop voor de Belgische prins Laurent (57). Het ziet er naar uit dat de regering eindelijk stappen gaat ondernemen om ervoor te zorgen dat een aan hem verbonden stichting 44 miljoen euro terugkrijgt van Libië. Dat geld was geïnvesteerd in een herbebossingsproject dat door het Noord-Afrikaanse land abrupt werd stopgezet.
De Belgische rechter had in 2014 al bepaald dat de Global Sustainable Development Trust (GSDT) van prins Laurent daar recht op had, maar vervolgens is in Brussel geen actie ondernomen. Tot woede en frustratie van de jongere broer van koning Filip. Die voelde zich door de regering in de steek gelaten. Andere instellingen werden namelijk wel gesteund bij hun pogingen om schulden op de Libische autoriteiten te verhalen.
Het geld is ook voorhanden. Er staat bij de Brusselse bank Euroclear maar liefst veertien miljard euro aan Libisch geld geparkeerd. Alleen is die rekening op last van het sanctiecomité van de Verenigde Naties bevroren. België wilde zich tot nu toe niet hard maken om in die situatie wijziging aan te brengen teneinde de stichting van Laurent te laten uitbetalen.
Ontdooien
De Belgische minister van Financiën, Vincent Van Peteghem, heeft een parlementscommissie echter laten weten zijn bezwaren te laten vallen na onder meer overleg te hebben gehad met de curatoren van de stichting. Hij heeft zijn collega van Buitenlandse Zaken gevraagd om de VN te berichten dat uitbetaling door het “ontdooien” van de fondsen kan plaatsvinden.
Prins Laurent stapte in 2008 met zijn stichting in een ambitieus herbebossingsproject in Libië en maakte daarvoor ook kosten. Libië echter maakte een jaar later eenzijdig weer een einde aan de overeenkomst en in de daaropvolgende jaren was er sprake van een burgeroorlog, verschillende regimewisselingen en wanorde.
De Global Sustainable Development Trust probeerde via verschillende wegen de investeringen terug te krijgen. Eén manier was door uitbetaling te doen uit de in Brussel op last van de VN bevroren gelden, maar dat stuitte op verzet van de Belgische regering die op het standpunt stond dat dit niet mogelijk of wenselijk was. Minister Van Peteghem lijkt nu een andere mening toegedaan.