In het Belgisch Staatsblad dat vandaag is gepubliceerd staat vermeld dat koning Filip het verlenen van prinselijke titels anders wil regelen. De wet van 14 maart 1891 – dat de titel van Prins en Prinses van België verleend wordt aan de prinsen en prinsessen, geboren uit mannelijk nakomelingschap in rechte lijn van koning Leopold I – is daarmee aangepast. “Overwegende dat het aangewezen is” – oftewel, de koning ziet zich geen andere keus – “de toename van het aantal dragers van de titel van Prins of Prinses van België via de zijtakken van de Koninklijke Familie te beperken”.
Voortaan kinderen en kleinkinderen, geboren in rechte lijn van de koning of de Hertog(in) van Brabant “de titel van Prins of Prinses van België volgend op hun voornaam en voor zover ze die voeren, hun familienaam en hun dynastieke titel, en voor de andere titels die hun rechtens hun ascendentie toekomen. Hun voornaam wordt voorafgegaan door het predicaat Zijne of Hare Koninklijke Hoogheid”. Dezelfde regel geldt voor nakomelingen van koning Albert II.
In de praktijk betekent het dat de kinderen van prins Laurent bijvoorbeeld hun prins(ess)entitel behouden, maar hun kinderen geen titel meer krijgen. Anders dan in de oorspronkelijke wet, krijgt prinses Elisabeth als de Hertogin van Brabant, of ‘kroonprinses‘ in de wet, wel dit privilege. Haar nakomelingen, jongen of meisje, en de daarop volgende kinderen, zullen prins of prinses gaan heten.
Voor Delphine Boël verandert er met deze wet niets. Zolang zij niet erkend wordt als officiële dochter van Albert II, heet ze geen Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Delphine.