Een aantal complottheorieën over de dood van de Belgische koning Albert I is ontkracht dankzij onderzoek. Leuvense wetenschappers zijn erin geslaagd een bloedspoor van de koning te identificeren, 82 jaar na zijn dood.
Koning Albert I, de overgrootvader van de huidige koning Filip, stierf op 17 februari 1934 na een val van een rots in Marche-les-Dames, in de buurt van Namen. Bij gebrek aan getuigen circuleerden al snel complottheorieën en tot op de dag van vandaag werd er veel over het ongeval gespeculeerd.
“Het verhaal dat het dode lichaam van de koning nooit in Marche-les-Dames heeft gelegen of daar pas ’s nachts werd neergelegd, is hierdoor heel onwaarschijnlijk geworden”, zei forensisch geneticus Maarten Larmuseau tegen Belga.
Boomblaadjes
Wetenschappers van de KU Leuven vergeleken het DNA van de koning uit oude bloedsporen met dat van twee verre familieleden. “De echtheid van de bloedsporen onderschrijft de officiële versie over zijn overlijden en weerlegt de complottheorieën”, aldus Larmuseau.
Na het ongeluk van Albert I verzamelden omwonenden relieken met bloedsporen van de koning. Een journalist van het VTM-programma Royalty kocht met bloed besmeurde boomblaadjes en liet die onderzoeken. “Koning Simeon II van Saksen-Coburg en Gotha, de laatste tsaar en voormalig eerste minister van Bulgarije die in vaderlijke lijn met Albert I verwant is, en Anna Maria Freifrau von Haxthausen, een Duitse barones die in moederlijke lijn familie is van Albert I, waren bereid mee te werken.”
Zij stonden DNA-stalen af die de onderzoekers vergeleken met het DNA van de op de blaadjes gevonden bloedsporen. “Daaruit blijkt dat het wel degelijk om het bloed van Albert I gaat.”