Het vorstendom Liechtenstein viert woensdag zijn 300e verjaardag. In Vaduz en op andere plaatsen wordt meteen al flink uitgepakt maar het feest duurt het hele jaar door en vindt zijn hoogtepunt op de nationale feestdag 15 augustus. ,,We hebben veel om dankbaar voor te zijn”, aldus erfprins Alois eerder deze maand in zijn troonrede in de Landtag.
Het tussen Zwitserland, de Rijn en Oostenrijk ingeklemde ministaatje, kreeg vorm op 23 januari 1719 toen keizer Karel VI van het Heilige Roomse Rijk een decreet uitvaardigde. Daarin bepaalde hij dat het graafschap Vaduz en de heerlijkheid Schellenberg samen werden gevoegd tot een vorstendom met de naam Liechtenstein. Dit ter ere van zijn trouwe dienaar Anton Florian von Liechtenstein.
De familie Liechtenstein had respectievelijk in 1699 en 1712 Schellenberg en Vaduz gekocht, in de hoop daarmee aanspraak te kunnen maken op een vaste zetel in de Rijksdag. Voor het gebied als zodanig was geen belangstelling. De familie, vernoemd naar een kasteel ten zuiden van Wenen, had macht en invloed te danken aan posities aan met name het Habsburgse hof, maar de belangrijke plek in de Rijksdag ontbrak nog.
Onafhankelijkheid bewaren
Pas in 1842 nam een vorst van Liechtenstein een keer de moeite om zijn bezittingen te bezoeken. Op miraculeuze wijze had het vorstendom zelfstandig kunnen blijven toen Napoleon overal in Europa koninkrijken stichtte of samenvoegde. Maar het duurde tot 1938, de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, tot een vorst zich daadwerkelijk in Liechtenstein vestigde.
Op die manier wist Franz Josef II de onafhankelijkheid te bewaren en ook zijn kunstschatten grotendeels uit handen van nazi-Duitsland te houden, dat buurland Oostenrijk had ingelijfd. Na de oorlog verloor de familie wel bezittingen in Bohemen en Moravië, waarover nog steeds wordt gesteggeld met Tsjechië, dat geen schadeloosstelling wil betalen.
De vorstelijke familie heeft nog steeds paleizen in Wenen. De rijkdom is groot en de vorstelijke huishouding wordt uit eigen zak betaald.