BELGRADO – De Servische kroonprins Aleksandar II van Servië heeft dinsdag bezoek gekregen van de Habsburgse aartshertogen Karl en Georg. Het was een opmerkelijke ontmoeting tussen vertegenwoordigers van al lang niet meer regerende koninklijke en keizerlijke families die dit jaar precies honderd jaar geleden tegen elkaar oorlog voerden.
Het was de Servische betrokkenheid bij de moord op de Oostenrijkse troonopvolger aartshertog Frans Ferdinand die het laatste zetje gaf tot het begin van de Eerste Wereldoorlog. Oostenrijk-Hongarije, in 1914 een veelvolkerenstaat onder een keizer-koning, stelde Servië een ‘onmogelijk’ ultimatum met de bedoeling een oorlog te kunnen beginnen. Dat Belgrado het ultimatum toch aanvaardde, kwam Wenen niet uit en de aanval werd geopend.
De moord betekende ook dat aartshertog Karl de volgende troonopvolger werd en in 1916 ook keizer-koning. De laatste, want de Eerste Wereldoorlog had onder meer tot gevolg dat Oostenrijk-Hongarije als land van de kaart verdween en dat de Habsburgers van de troon werden gestoten. Karl is de grootvader van de aartshertogen Karl en Georg. Omdat hij in Boedapest woont, houdt hij de Hongaarse spelling van zijn naam (György) aan. De familie van Aleksandar bleef iets langer op de troon: tot het einde van de volgende Wereldoorlog.
De samenkomst in het Witte Paleis in Belgrado dinsdag kende overigens een andere aanleiding. Aartshertog Karl is president van de Pan-Europese beweging en bezocht in die hoedanigheid Servië, als kandidaat-lidstaat van de Europese Unie. Hij gaf een lezing aan de universiteit van Belgrado, ontmoette de patriarch van de Servisch-orthodoxe kerk en vertrekkend premier Dacic.