De Duitse juwelier Schürmann, die van 1836 tot 1912 was gevestigd in Frankfurt, heeft een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van de juwelen van het Huis van Oranje. Dat was te danken aan koningin Emma, wier familie in Arolsen tot de vele vorstelijke en adellijke klanten van deze juwelier behoorde. Schürmann vervaardigde onder meer een grote strikbroche, die tegenwoordig – in vereenvoudigde vorm – door koningin Máxima wordt gedragen.
Emma’s vertrouwen in Schürmann was blijkbaar zo groot dat ze de Nederlandse hofjuweliers passeerde en hem in 1897 de opdracht gaf om een aantal juwelen te vervaardigen in verband met de inhuldiging van koningin Wilhelmina een jaar later. De juwelier kreeg hiervoor de beschikking over oud familiebezit: de diamanten die in 1879 door Van Kempen & Begeer in opdracht van koning Willem III waren verwerkt in een collier en een diadeem voor de jonge koningin Emma. Het zijn de zogenoemde Huisdiamanten, waarvan een aantal door prins Willem V in 1784 werd vastgelegd als bezit van de eerstgeboren prins.
Vier of zes lussen
Op haar grote dag droeg de jonge koningin het door Schürmann vervaardigde diadeem, met de ‘grote diamant’ – die vanaf dat moment door Wilhelmina de Stuart werd genoemd, omdat de steen in 1690 door koningin Mary II was aangekocht. Bovendien vervaardigde de juwelier een collier, een paar oorhangers en een grote strikvormige broche; collier en broche droeg Wilhelmina ook tijdens haar inhuldiging. De strikbroche droeg ze ook tijdens haar huwelijk met prins Hendrik. Tegenwoordig worden deze juwelen dikwijls aangeduid als een parure, maar dat is onterecht. Koningin Wilhelmina droeg de combinatie weliswaar meestal tijdens regeringsjubilea, en koningin Juliana gebruikte ze voor een aantal in- en uitgaande staatsbezoeken en voor haar zilveren huwelijksfeest in 1962 in het Amsterdamse Concertgebouw. Maar dat maakt deze juwelen natuurlijk nog niet tot een parure.
Een parure is een combinatie van bij elkaar passende juwelen, met als belangrijk kenmerk de overeenkomst in motiefkeuze. Deze juwelen zijn echter op zichzelf staande ontwerpen, met als enige overeenkomst het gebruik van de Huisdiamanten uit het collier en diadeem van Emma. De grote strik is uitgevoerd in zilver en goud, bezet met oude briljant- en roosgeslepen diamanten en is gebaseerd op vroegere voorbeelden. Oorspronkelijk werd zo’n strik in inventarissen ook wel een noeud (strik) of een sévigné genoemd, naar de Markiezin de Sévigné, die omstreeks 1660 als een van de eersten in Parijs strikvormige juwelen ging dragen. De toepassing van verschillende slijpsels uit diverse periodes in de strik is opmerkelijk. Het is het resultaat én bewijs van hergebruik van de diamanten.
Vanwege het formaat is in strikte zin eigenlijk geen sprake van een broche, maar van een devant-de-corsage, een borstjuweel dat op het lijfje van de jurk wordt gedragen. Hoewel Schürmann in zijn ontwerpschetsen aangaf dat de strik op zes verschillende manieren gedragen kon worden, is dat niet gebeurd. De koninginnen Wilhelmina en Juliana droegen hem altijd in de meest uitgebreide vorm. Prinses Beatrix heeft de strik nooit gedragen. Alleen de middelste onderaan hangende druppelvormige briljant geslepen diamant heeft zij wel eens aan een parelcollier bevestigd. De twee druppelvormige roosgeslepen stenen naast deze middelste steen worden door koningin Máxima van tijd tot tijd onder de Mellerio-oorhangers gedragen. Een vereenvoudigde vorm van de strik, met vier lussen, werd door koningin Máxima gedragen tijdens het staatsbezoek aan Japan en door prinses Laurentien tijdens de avond voor de inhuldiging, toen met een druppelvormige aquamarijn.
Deze laatste combinatie is stilistisch niet helemaal juist. De aquamarijn is omstreeks 1915 gezet in een platina entourage met moderner geslepen diamanten dan in de zilveren en gouden strik. Tijdens het diner voor de 75ste verjaardag van de Deense koningin Margrethe droeg Máxima de zes lussen van de strik in de taille van haar avondrobe. Het complete juweel droeg Máxima in 2018 tijdens het staatsbezoek aan het Verenigd Koninkrijk.
Eeuwenoude geschiedenis
Juwelier Schürmann verwerkte in de grote strik, onderaan de lussen, ook twee driehoekige roosgeslepen diamanten op zilverfolie, die juist vanwege die specifieke vorm door de eeuwen heen zijn te volgen. In het collier van koningin Emma, dat werd opgeofferd voor de nieuwe juwelen, vormden ze de overgang naar het importante middenstuk. De vroegste vermelding is echter te vinden in de inventaris die koningin Mary II op 7 september 1694 eigenhandig van haar juwelen maakte en waarin sprake is van ‘twee stucken van een driekanten diamant omset met kleijne diamanten.’ Deze diamanten werden in de 17de eeuw ongetwijfeld gevonden in het Indiase Golconda, de belangrijkste toenmalige vindplaats, en vermoedelijk daarna geslepen in Amsterdam.
Toen na de dood van koning-stadhouder Willem III in 1702 de koffer met juwelen, de zogenoemde strongbox, in de Trèveszaal op het Binnenhof werd geopend, waren nog steeds twee juwelen met ‘triangulaire’ diamanten aanwezig. Maar toen stadhouder Willem IV in 1734 in het huwelijk trad met de Engelse prinses Anne, waren de twee als ‘harten’ beschreven stenen onderdeel van een collier. Na de dood van prinses Anne in 1759 werd dit juweel nog steeds in ongewijzigde vorm beschreven. De twee driehoekige stenen werden toen in de zetting geschat op ongeveer 14 grein, of 3,5 karaat elk.
In 1784 werden alle diamanten uit de Oranje-juwelen ongezet gewogen; de stenen die het geschatte gewicht uit 1759 benaderen werden toen op 6000 gulden per stuk getaxeerd. Roosgeslepen diamanten op zilverfolie worden tegenwoordig vaak als ouderwets ervaren en daarom minder snel gedragen.
Aquamarijnen
Water van de zee