GELEEN – Koning Willem-Alexander oogstte waardering donderdag bij het streekbezoek dat hij samen met koningin Máxima bracht aan de voormalige mijnstreek in Zuid-Limburg. Vijftig jaar na de aankondiging van de sluiting van de mijnen karakteriseerde filosoof Frans Geraedts in gesprek met het koningspaar het gebied nog steeds als een ‘stad in verval’, maar de boodschap was diverser en optimistischer.
Wat opviel was dat de koning zich goed had voorbereid. “Dat had hij ook niet hoeven doen”, meende een waarnemer, al ligt dat niet in de aard van Willem-Alexander.”Hij stelt de juiste vragen. Hij prikt er doorheen”, zei architect en oud-Rijksbouwmeester Jo Coenen tijdens een bijeenkomst in Heerlen.
Daar zei de burgemeester dat hij door uitvoering van bepaalde ontwikkelingsplannen rekende op een meer diverse samenstelling van de bevolking. De koning vroeg waarom dat nu wel zou lukken wanneer het ondanks alle plannen de afgelopen vijftig jaar niet was gelukt. Heerlen had echter hoop. Er was ook van het verleden geleerd.
Toekomst
Voor het koningspaar was het bezoek aan de Mijnstreek het vijfde streekbezoek. Tot nu toe zijn kwetsbare regio’s aan bod gekomen, zoals de kop van Noord-Holland, Zeeuws-Vlaanderen en de Veenkoloniën. Bij die bezoeken is steeds aandacht voor het verleden, maar wel met de blik stevig gericht op de toekomst.
Het koningspaar heeft daarbij veel ontmoetingen – in Limburg ook weer zeven rondetafelgesprekken – die eigenlijk altijd, zoals de koning zelf zegt, te kort zijn. Willem-Alexander wil bij zijn bezoeken echter in korte tijd zo veel mogelijk leren en horen en daarbij past zijn hoge tempo en de korte bijeenkomsten, of het nu met bestuurders, scholieren, koempels of ondernemers is. Als er al een eigen stijl is te ontdekken ten opzichte van de streekbezoeken van zijn moeder koningin Beatrix, dan is dat er minder tijd is voor lichtere onderwerpen. Maar dat kan ook liggen aan de gekozen gebieden en hun problemen.