SUNBURY – Het is weer tijd voor de jaarlijkse telling van het aantal witte zwanen op de Theems. Maandag is de koninklijke zwanenwachter, netjes gekleed in scharlaken uniform, met zijn ploeg per traditionele houten roeiboot de rivier opgegaan voor de vijfdaagse ‘Swan Upping’.
Volgens het Britse gewoonterecht bezit de Britse vorst alle zwanen die niet van een ander zijn. Maar om te weten hoeveel zwanen er zijn, moeten ze wel elk jaar worden geteld. De traditie gaat terug tot de twaalfde eeuw en had destijds vooral een culinaire achtergrond. Jonge zwanen waren een delicatesse en wee degene die een ‘koninklijke’ zwaan verdonkeremaande.
Tegenwoordig hoeven de zwanen niet te vrezen voor de koninklijke spijstafel. De koningin laat ook niet meer in haar hele rijk de vogels tellen, maar alleen langs een stukje van de Theems tussen Sunbury en Abingdon, een afstand van 126 kilometer. Het doel is nu te zien hoe de zwanenstand er voor staat, door niet alleen te tellen maar ook bijvoorbeeld voor vishaken gewonde zwanen te verzorgen.
Twee uit de middeleeuwse gilden voortkomende verenigingen, die van de wijnhandelaren (Vintners) en de ververs (Dyers), nemen ook deel aan de ‘Swan Upping’. Beide ringen de zwanen waarop deze ‘livery companies’ recht hebben. De wijnhandelaren kregen rond 1472 het recht zwanen te hebben en de ververs kort daarna.