De Roemeense kroonbewaarder en hoofd van het koningshuis, Margareta, heeft woensdagavond in de troonzaal van het voormalige Koninklijk Paleis de gebruikelijke receptie gehouden voor de leden van het Corps Diplomatique. Alleen was het dit keer virtueel.
De traditionele ontvangst is in de negentiende eeuw begonnen onder koning Carol I en het gebruik werd na de val van de communistische dictatuur nieuw leven ingeblazen door Margareta’s vader, koning Mihai, die in 2017 overleed. “Ik ben vastbesloten om deze traditie nu en in de toekomst hoog te houden, zelfs als we op afstand moeten communiceren”, zei ze in een toespraak vanuit de verder lege zaal.
“Het is voor ons allemaal een moeilijk jaar geweest. En hoewel er vaccins komen, die daarmee een kans openen om de pandemie te beëindigen, zullen maar weinig mensen twijfelen of het komende jaar ook een moeilijk jaar zal worden. We zullen niet alleen ervoor moeten zorgen dat onze meest kwetsbare burgers worden beschermd, maar we moeten ook onze economieën verzorgen na de zware schade die ze dit jaar is toegebracht”, zo stelde Margareta.
Lessen
Volgens haar kunnen er lessen worden getrokken uit de pandemie. “De eerste is natuurlijk de nationale weerbaarheid, het opbouwen van ons vermogen om op dit soort grote crises te reageren”, zo zei ze. Dat betekende overigens niet dat bijvoorbeeld het hele budget voor de strijdkrachten nu maar moet worden besteed aan de gezondheidszorg. “Ja, de pandemie heeft tekortkomingen aan het licht gebracht, zowel in onze regering als, tragisch genoeg, in onze gezondheidsdiensten. Maar nee, we zouden niet kunnen zonder onze strijdkrachten en onze andere krachten van wet en orde.”
“De rol van onze strijdkrachten en hun belang blijft onverminderd groot als die van onze doktoren en verpleegsters. Het is ongetwijfeld zo dat er meer middelen moeten worden toegewezen aan onze gezondheidsdiensten. Maar de sleutel tot onze uitdaging is goed bestuur: dat is de route die een betere economische ontwikkeling mogelijk maakt, wat op zijn beurt leidt tot hogere nationale inkomsten en betere investeringen in al onze diensten.”
