Prinses Amalia krijgt dinsdag bij de aanbieding van de Miljoenennota op Prinsjesdag te horen hoeveel geld ze volgend jaar december van de staat krijgt nadat ze achttien jaar is geworden. De begroting gaf daar vorig jaar al een aanwijzing voor, maar dinsdag zijn de cijfers preciezer.
Amalia heeft als ‘vermoedelijke opvolger van de koning’ vanaf 7 december 2021 recht op een grondwettelijke uitkering. In de raming die vorig jaar werd gepubliceerd, is die uitkering gesteld op 1.587.000 euro. Een deel daarvan is persoonlijk inkomen (282.000 euro) en het grootste deel is bedoeld voor personele en materiële uitgaven (1.305.000 euro).
Omdat er in december nog maar een klein stukje van 2021 over is, krijgt de Prinses van Oranje – haar officiële titel – op basis van die raming zo’n 107.000 euro bijgestort. Daarvan is 19.000 euro inkomen. Hoeveel ze in het daarop volgende jaar 2022 precies krijgt, wordt pas bekend op de volgende Prinsjesdag in september 2021.
In het parlement is de afgelopen jaren telkens wanneer de hoogte van de toelage voor de toekomstige koningin ter sprake kwam flink gemopperd. De verwachting is dat bij de behandeling van de begroting van het Huis van de Koning, die valt onder de portefeuille van de minister-president als minister van Algemene Zaken, ook dit keer tegengesputterd zal worden. Dat Amalia recht heeft op geld is echter vastgelegd in de Grondwet en ook de bedragen en systematiek zijn al eerder door datzelfde parlement goedgekeurd en vastgesteld in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis.