Aan Prinsjesdag is sinds mensenheugenis de feestelijke optocht met rijtuigen, koetsen en paarden verbonden. Dinsdag echter ontbreekt voor het eerst sinds 1974 het hoefgetrappel door de straten van de Hofstad terwijl koning Willem-Alexander met een gewone hofauto van paleis Noordeinde naar de Grote Kerk rijdt. Daar komen de Staten-Generaal samen omdat het in de Ridderzaal niet mogelijk is aan alle coronamaatregelen te voldoen wanneer alle Kamerleden aanwezig willen zijn. Dat publiek wordt geweerd, is helemaal nieuw.
Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog wordt het de vijfde keer dat een auto wordt ingezet. Behalve in 1974, toen er een gijzeling aan de gang was in de dicht bij Paleis Lange Voorhout en het Binnenhof gelegen Franse ambassade, gebeurde dat ook in 1945, 1946 en 1947. In die jaren waren er geen paarden om de koetsen te trekken en werd het uiterlijk vertoon ook niet gepast gevonden. In de eerste plaats niet door koningin Wilhelmina. Die vond het heerlijk dat ze met de auto naar het Binnenhof kon rijden en niet in de Gouden Koets.
Die was overigens in 1947 misschien wel weer gebruikt indien Wilhelmina zich niet op het laatste moment had afgemeld en het voorlezen van de Troonrede had overgelaten aan minister-president Louis Beel. Die deed dat staande in de Ridderzaal, voor de verhoging waarop de lege troonzetel van de koningin stond. Het was meteen ook de laatste keer dat de troonrede niet door het staatshoofd werd voorgedragen. Wilhelmina, en voor haar ook koning Willem III, hadden om uiteenlopende redenen – politieke onenigheid, ziekte, zwangerschap, sterfgevallen in de familie – vaker afgezegd.
Voorkeur Wilhelmina voor Glazen Koets
De Gouden Koets maakte daarom pas in 1948 haar rentree op Prinsjesdag, na een afwezigheid van acht jaar en kort na de inhuldiging van koningin Juliana. Daarna was dit door acht paarden getrokken Amsterdamse geschenk aan Wilhelmina niet meer weg te denken op de derde dinsdag in september. Wilhelmina had de koets zelf pas in 1903 voor het eerst op Prinsjesdag gebruikt, maar bleef de voorkeur geven aan de oudere en volgens velen fraaiere Glazen Koets uit 1826. Pas na 1923 won de Gouden Koets onder druk van de publieke opinie het pleit.
In de jaren vijftig en zestig was de rit van de Gouden Koets niet het enige waar het publiek in Den Haag zich op kon verheugen. Tot 1965 was er ook ’s middags ook nog een uitgebreidere rijtoer in open rijtuigen door de straten van de stad. Een traditie die volgens berichten uit die tijd aan zijn einde kwam door de opkomst van de televisie, het uitdijen van de koninklijke familie en om veiligheidsredenen.
De Gouden Koets verdween na 2015 uit zicht vanwege een grondige restauratie, waarna de Glazen Koets haar comeback maakte. Koning Willem-Alexander liet afgelopen week weten de Gouden Koets volgend jaar uit te lenen aan het Amsterdam Museum, waardoor het gevaarte eventueel pas in 2022 weer kan worden ingezet. Of dat ook gebeurt is, gezien alle discussies rond de koloniale afbeeldingen op de zijkant van de koets, nog de vraag.