De zijdeteelt zit er weer op voor een jaar. De Japanse keizerin Masako is uitermate verheugd dat het haar is gelukt in het voetspoor te treden van haar voorgangers. Die hebben al sinds 1871 zijdeteelt bedreven in een speciaal daarvoor ingericht paviljoen op het terrein van het keizerlijk paleis in Tokio.
Uiteraard zijn het de zijderupsen zelf die het meeste werk moeten doen door een cocon te spinnen, maar de keizerin heeft onder meer gezorgd dat ze sappige bladeren te eten kregen, allemaal een goed plekje kregen en de omstandigheden in de Momijiyama Imperial Cocoonery ideaal waren. Het leverde volgens het Bureau van de Keizerlijke Hofhouding zo’n dertig kilo aan cocons op.
Toen begin mei aan de zijdeteelt werd begonnen waren in Tokio tal van beperkingen van kracht vanwege de coronacrisis. Daarom werd besloten om dit jaar maar één soort rups uit te zetten, de Koishimaru. Daardoor had de keizerin minder assistentie nodig en kon beter afstand worden bewaard. Masako was zeer dankbaar voor de hulp, zo liet het Bureau weten.
De Koishimaru-rups is een variëteit die Masako’s schoonmoeder keizerin-emerita Michiko weer tot ontwikkeling heeft gebracht en waar het keizershuis zeer zuinig en trots op is. Het is evenwel geen productieve zijderups: de productie is minder dan 500 meter zijdedraad per rups, tegenover wel 1500 meter voor andere soorten, zoals Hakken, Ouken en Tensan die normaal ook worden uitgezet.
Voor Masako was het de eerste keer sinds de troonswisseling van vorig jaar dat ze verantwoordelijkheid kon nemen voor de zijdeteelt. Ze is zes keer naar het paleis gekomen om zich ermee bezig te houden. Echtgenoot keizer Naruhito kwam ook een keer mee en het seizoen werd vrijdag afgesloten met de zogenoemde ‘Goyosan Osame no Gi’-ceremonie, waarbij ook rauwe zijde werd geofferd aan de goden.